Donderdag 24 november,
Ik heb een afspraak met Joost Janmaat van Partizan Publik, een organisatie die zich inzet voor de identiteit van het ding. We spreken af op hun kantoor in Amsterdam en doe dat naar aanleiding van de presentatie parliament of things, die ze hadden op Strijp-S tijdens de Dutch Design Week in Eindhoven van afgelopen jaar.
In deze blogpost geef ik weer waar Joost en ik het over hebben gehad, waar we over gebrainstormd hebben en welke inzichten hij mij gaf, maar ook welke ik hem gaf.
Het afgelopen jaar ben ik bezig geweest met het thema ethisch design, en heb ik me gericht op de ziel van de boom, om zo te kijken of er meer empathie voor het hout zou kunnen ontstaan. Ik ben aan het onderzoeken of die empathie kan bijdragen aan een duurzamere omgang van hout. Het empathische vermogen van de mens stokt vaak bij de cognitieve kennis die we hebben over een object/ding/wezen. Wanneer een ‘wezen’ geen ogen heeft, geen emotie kan tonen dan is het vaak zo dat volwassenen geen inlevingsvermogen hebben ten opzichte van het ‘wezen’.
Nu er steeds meer naar buiten komt dat ook boven gevoel hebben, dat ze onderling communiceren en dat ze voor elkaar zorgen, zie je bij een steeds grotere groep mensen weer ontzag ontstaan voor bomen.
Terwijl Joost en ik het hier over hebben maakt Joost de vergelijking met de opkomst van de emancipatie van de dierenrechten, wat zelfs leidde tot een artikel in het burgerlijk wetboek (Artikel 2.1 Wet dieren).
Als historicus kijkt Joost graag naar de processen die er plaats gevonden hebben, en wanneer ik daar thuis op door ga zie ik een aantal mooie vergelijkingen. Zo hebben we het over de verjaardag van een ding vieren.
Toen Ilse Winter in 1927 een brief schreef aan de werelddierenbescherming, met een verzoek tot een jaarlijkse dierenverjaardag, werd dat idee opgepikt en sinds 1929 is 4 oktober (de feestdag van Franciscus van Assisi, patroon van de dieren, milieu, milieubeschermers en ecologen) officieel werelddierendag. En vieren wij de verjaardag van een dier.
Het duurde nog 30 jaar voordat deze datum ook daadwerkelijk werd opgepakt als aanknopingspunt tot verdere acties in het kader van dierenwelzijn. Vanaf de jaren 60 was er een opkomst van vegetarisme en werd er steeds meer actie gevoerd tegen de bio-industrie. En dat ontwikkelde zich door totdat er nu, in het tweede decennium van de 21ste eeuw, schappen vol met vleesvervangers in de winkel liggen. En we hebben dan al wel een vegetarische slager in Nederland, maar de plofkip is nog steeds niet verdwenen uit de schappen van de supermarkt.
Wakker Dier, Pèta, Animal Liberation Front, zijn een paar van de organisaties die zich hard maken voor het welzijn van dieren. Het productiebos is vergelijkbaar met de bioindustrie, zo snel mogelijk zo veel mogelijk resultaat, niet kijken naar de ethische kant van je organisatie. Ook kijken we niet naar de kwaliteit van vlees of hout, en dus ook niet naar de duurzaamheid daarvan. Geld is de drijfveer.
Maar we kunnen het nog verder doortrekken; 200 jaar geleden interesseerde het nog vrijwel niemand wat jij deed met de slaaf die in jouw bezit was. Er was toen nog geen moreel bezwaar tegen het exploiteren van mensen, zeker niet wanneer ze jouw bezit waren. Tegenwoordig mag je mensen een “beetje” exploiteren, wat inhoudt dat je ze moet salaris geven, ze voldoende daglicht moeten krijgen, eten en drinken tot zich kunnen nemen en er moeten genoeg rustmomenten zijn. De gehele exploitatie van mensen is in de westerse wereld in regels gevat.
Ook voor dieren komen er steeds meer regels, en wordt de exploitatie steeds meer aan banden gelegd.
Het emancipatieproces van de dieren is vergelijkbaar met dat van de mens, en specifieker zelfs vergelijkbaar met de slaaf, de vrouw, de anders gekleurde.
Een soortgelijk proces zie je momenteel bij planten en dan in het bijzonder bij bomen. Er wordt steeds meer bekend over de gevoelens en de mogelijkheid tot communiceren, de empathie richting bomen stijgt. We hadden natuurlijk al wel een aantal actiegroepen (groenfront maar ook WWF), maar door populaire boeken van Peter Wohlleben en Eva Meijer zie je dat de empathie voor anderen dan de mens, groeit bij het ‘gewone’ volk.
Je ziet ook dat het een erg traag proces is, de emancipatie van een empathisch gevoel voor een ander levend wezen. Wij mensen houden zich nogal vast aan specieïsme. We zijn nogal gericht op ons eigen soort. En dat terwijl we veel meer gemeen hebben met andere organismen dan we vaak denken.
Ook in de basis, in ons DNA hebben we heel veel gemeen, zowel met dieren (in sommige gevallen meer dan 90%) maar ook met planten en bomen, we delen soms wel 50% van ons DNA. We weten allebei wat boven is, en wat beneden. En hoe we moeten groeien om zo veel mogelijk effect te hebben om ons uiteindelijk te kunnen voortplanten. Dat we lucht moeten ademen om daar voedsel uit te halen, en dat we de reststoffen weer uit moeten ademen omdat die ons vergiftigen. Maar naast DNA zien we op cel-niveau nog een aantal overeenkomsten, de sapstromen, het nodig hebben van voeding, de verzorging die we nodig hebben om gezond te blijven. Allemaal overeenkomsten die ons meer op elkaar doen laten lijken dan in eerste instantie gedacht. Met dat in het achterhoofd lijkt het niet zo moeilijk om empathie te creëren voor een ander organisme.
Partizan Publik hebben zichzelf benoemd tot advocaat van het ding, nu zijn het bomen maar het kan ook de rivier zijn of het gebruiksvoorwerp.
Waarom vieren we bijvoorbeeld wel de verjaardagen van mensen, of dieren maar niet van de koekenpan of de stoel die je gekocht/gekregen/gemaakt hebt? Er zijn tegenwoordig allerlei regels (cao) voor het gebruik van een mensenlichaam, en er zijn ook regels verbonden aan het inzetten van last-dieren en het gebruik van dierlijke producten maar waarom geldt dat niet voor bomen of de producten die daaruit voortkomen?
Wanneer een mens gevaarlijk werk doet, dan krijgt deze daarvoor gevarengeld betaald, en mocht hij daarbij onverhoopt toch bij komen te overlijden dan is het in de westerse wereld zo geregeld dat daarvoor de familie schadeloos gesteld wordt. Als compensatie voor het familiaire leed en gemiste inkomsten.
Wanneer je de onderzoeken van Massimo Maffei en Suzanne Simard leest, dan kun je er van uit gaan dat wanneer je een boom in gezelschap kapt, je een familiaire samenstelling kapot maakt. De boom die gekapt is kan niet meer voor de andere zorgen en als we daar niets aan doen is de kans groot dat je de gehele familie ziek maakt, schimmels dringen namelijk veel sneller in een open wortelnetwerk binnen dan in een gesloten.
Ik ben momenteel aan het onderzoeken of er ook regels geformuleerd kunnen worden die ook de boom en hun producten beschermd, en dan hebben we het niet over een keurmerk, maar over algemene omgangsregels zoals een cao voor mensen. En dat geldt dan niet alleen voor de boom maar ook voor het product wat gemaakt is van de boom. Als voorbeeld, de maximale belasting is net als voor mensen een derde van het eigen gewicht. Zware mensen moeten dan ook een zware houten stoel gebruiken. De maximale tijd buiten zonder beschutting wordt aan banden gelegd. Uitheemse bomen krijgen in koude winters boomkleding aan. Of worden juist in de zomer beschermt tegen de warmte en de zon. Een schommel in een boom of een boomhut kan alleen maar wanneer dat geen al te grote last geeft.
Het gaat er hier niet om dat het ‘dode’ hout daar daadwerkelijk wat aan heeft, maar wel dat we middels die regels aan de kaak kunnen stellen dat we te maken hebben met een levend organisme. En als ontwerper vind ik dat we op een ethischer manier om moeten gaan met dat levende organisme.
Ethiek begint bij de paar principes waarlangs je leeft. En die principes zijn voor een ieder van ons verschillend. Dat zorgt soms voor conflicten maar zorgt ook voor broederschap. (kijk maar om ons heen, religies zijn daar duidelijke voorbeelden van, maar dat is een ander onderwerp) In onze westerse cultuur zijn de ethische principes vaak geschoold op een christelijke grondslag. Ze gaan over goed of fout, over goed of kwaad. En wat dan goed of kwaad is, is een persoonlijk ding, zoals je in de bijbel kunt lezen; Wat gij niet wilt dat u geschiedt… (Matt.7:12) Voor mij zou je geen wezenlijk onderscheidt hoeven maken tussen mens of dier. En zelfs de andere levende organismen zouden een zelfde ethische benadering mogen krijgen. Maar dan kijk ik met menselijke ogen. Dieren onderling doden elkaar wanneer ze gevaar zien in de ander, honger hebben, of op een andere manier concurrentie ervaren. En volgens onderzoeken doen bomen dat ook. Wanneer je kijkt naar de mensheid, dan zie je dat daar niets anders gebeurd. We proberen ons alleen eerst te richten op andere organismen, we zijn nogal trouw aan ons eigen organisme, het zogenaamde specieïsme.
We kijken met menselijke ogen naar andere organismen, en slaan bepaalde morele aspecten hoger aan dan anderen.
Want hoe kun je jezelf gelijk stellen aan een ding/dier/boom? De communicatie is toch altijd een speculatie. En wanneer je jezelf gelijk stelt aan een ding/dier/boom, hoe ga je daar dan mee om?
Er zijn mensen die claimen dat ze alleen dierlijke producten gebruiken wanneer ze het dier zelf verzorgd en gedood hebben. Zou dat ook zo werken bij bomen? Dat je alleen met gebruik kunt maken van producten van de boom wanneer je de boom zelf (mede) verzorgd hebt en daarna gekapt? Wanneer ik dit schrijf klinkt het me zelf al belachelijk in de oren. Er zijn maar weinig mensen die een boom kappen zien als moord, dat hout een lijk is. Toch heb ik als ontwerper wel moeite met het zomaar gebruiken van elk hout wat voor handen is. Mijn ethische relatie met een boom is net als voor velen anderen een relatie gebaseerd op menselijke behoeften, en daardoor geen gelijkwaardige relatie. Het is vaak een energiebron of decoratief object.
Waar een chihuahua het volgens het baasje nogal snel koud heeft en een jas aan krijgt, zien we dat bij bomen alleen als decoratief middel. We pakken de wortels wel in, mocht de boom niet winterhard zijn maar de stam en de takken laten we bloot staan aan de kou en het weer.
De vraag die er bij me rijst tijdens het gesprek met Joost is relevant voor zowel de onderzoeker als de ontwerper in mij; in hoeverre is er een relatie tussen de emancipatie van het dier en de emancipatie van de boom?
En in hoeverre kan ik in deze emancipatie een steentje bijdragen?
Hoe ga ik in mijn ontwerpen rekening houden met delende aspecten, aspecten die zowel de mens, als het dier als de boom met elkaar gemeen hebben? En welke delende aspecten zijn dat dan? En hoe ga ik die laten zien zonder dat er een heel epistel bij moet liggen om het te snappen?
Hoe laat ik de gelijkenis zien om empathie te creëren?
Hoe kan ik de codificering van ons moraal laten zien in mijn ontwerpen.
In het emancipatieproces delen we meer dan dat ons we van elkaar verwijderd zijn, van daaruit gaan we naar inclusie van het morele aspect. Wat goed is voor mij, is ook goed voor de vrouw de slaaf, het dier, de boom. Op principieel niveau zijn we allemaal een. Van een moraal naar een moreel gebied is het proces wat er momenteel gaande is, wat goed is delen we, maar wat slecht is delen we ook.
Ontwerptechnisch is dat iets waar ik me mee bezig wil houden; de overeenkomsten tussen mens en boom.
Gelijkenis lijdt namelijk tot empathie.
De karaktereigenschappen van de boom zijn naar menselijke karaktereigenschappen te vertalen en te gebruiken in een ontwerp. Ik kijk dan weliswaar met mensenogen naar de boom, en maak vanuit daar de vertaling maar mijn doelgroep is ook de mens, hen wil ik overtuigen zorgvuldiger met het leven om ons heen om te gaan.
Een andere gelijkenis die interessant is, vind ik tijd. Sociologen maken een onderscheidt in snelle en trage culturen. Onder snelle culturen verstaan we bijvoorbeeld mode, muziek, design. Trage culturen zijn bijvoorbeeld, naamgeving, architectuur, nog trager is bijvoorbeeld het recht, waar we 2000 jaar geleden het Romeins recht hanteerden voordat we overgingen in het Germaans recht, hanteren we sinds het begin van de 19de eeuw het Franse rechtssysteem. Om de langdurigheid van een trage cultuur aan te duiden. Vriendschap en familie is nog verder terug te voeren in nog diepere lagen, de daaruit ontstane reciprociteit, is tekenend voor onze cultuur.
Bij bomen werkt het precies zo, ook zij zorgen voor elkaar zodat er later voor hen gezorgd kan worden.
Kijkend naar tijd, dan hebben we het bij bomen over bomentijd, en zien we dat bomen een zelfde soort cyclus doormaken, van jeugd naar volwassen worden, naar vruchtbaarheid, naar zorgen voor je nakomelingen, naar verzorgd worden door je nakomelingen naar sterven.
Kijken naar de bomen, ons zelf vergelijkend, moeten we dan niet tot de conclusie komen dat er dusdanig veel overeenkomsten zijn dat bomen ons geheugen zijn? Zij hebben meegemaakt wat mijn opa en oma hun ouders ook meemaakte. Die jaarringen moet je mijn inziens in tact houden, ze zijn het geschrift. Fineer, of plaatmateriaal vervaardigt uit fineer is dan ook moeilijk goed te praten. Een stam wordt geschild, laagje voor laagje wordt er een nieuwe huid afgevild, totdat de stam op is. Als je het op een mens of dier zou projecteren een gruwelijk procedé. Doordat je schilt en er lange dunnen flappen hout van maakt, vernietig je het tijdsarchief van de boom, de jaarringen zijn niet meer te lezen. En juist die jaarring verbind ons zo mooi met de boom, maakt het behapbaar.
Als ontwerper wil ik de verbinding zoals hierboven beschreven gebruiken om mijn ontwerpen te voeden met een empathie richting de bomen. En daarbij is het van minder belang dat zichtbaar wordt waar deze bomen vandaan komen maar is het wel van belang te weten wat ze meegemaakt hebben en hoe ze geleefd hebben. Ook de manier van rooien en de reden waarom is van belang om vanuit respect voor de boom te kunnen handelen in het maken van ontwerpen.